01 september 2015

Weerzien in boerderij Meerzicht

Boerderij Meerzicht
Daar was ik lang niet geweest; de oeverlanden van de Nieuwemeer onder de rook, beter gezegd onder het lawaai van de af en aan vliegende vliegtuigen naar Schiphol ligt daar al zo lang ik weet boerderij Meerzicht. Vroeger een simpel plekje waar je iets kon drinken, nu een up-to-date ontmoetingsplaats voor Amsterdammers. We hadden om 11.00 uur afgesproken; "we" betekent in dit geval Arend Dogterom en ik; we hadden elkaar al zeker 40 jaar niet meer gezien; oud-dispuutsgenoten.
Ik zat al een paar minuten op het terras te wachten en had mij strategisch opgesteld zodat ik de ingang in de gaten kon houden en stipt om 11.00 uur zag ik enige beweing door het struweel en een mij bekende gestalte kwam het terras opzeilen. 40 jaar laten hun sporen na, maar we herkenden elkaar uiteraard direct en zeker de opmerking van Arend: "zullen we een droge tafel nemen", scherp en direct to the point deed oude herinneringen bij mij herleven. We zullen in onze studententijd wat hebben zitten filosoferen over onze experimenten met Sacharomyces Carlsbergensis resp. Lymnea Stagnalis. Maar vooral ook pret gehad in het dispuut. Arend had in de mailwisseling aangegeven dat het hem wat tegenstond in ontmoetingen met mensen van heel lang geleden als het verleden zo werd opgerakeld. Dat hebben we ook niet gedaan; voor mij vormde die oude herinneringen ook meer een soort warme uitgangsbasis en om eens te zien hoe iemand zich verder heeft ontwikkeld en waar hij/zij terecht is gekomen; een hernieuwde kennismaking.
We gingen na een kop koffie aan de wandel langs de oever van de Nieuwemeer; mooi veenlandschap zo te zien. En al wandelend spraken we verder. Na de wandeling namen we afscheid; Arend bracht me naar het eind van de Bosbaan en al nakauwend over het gesprek liep ik terug naar station Amsterdam-Zuid.
In de trein zaten twee jonge studenten, met van die keiharde jongemannen stemmen, nog niet helemaal gewend aan de nieuwe lage stem, een beetje tegen elkaar op te snijden over het studentenleven. Ze bleken in een dispuut te zitten; ik wist niet dat het verenigingsleven nog bestond en was blij verrast; de coïncidentie van dit te horen en dat ik zojuist een oud-dispuutsgenoot na veertig jaar weer had ontmoet moest mij toch van het hart. Toen de jongens - inmiddels aangeland bij het onderwerp huisvesting - spraken over de sterk vervuilde keuken, waar zelfs ratten in waren gezien vond ik een aanknopingspunt: "gatverdamme", onder licht geproest, ontsnapte aan de haag mijner tanden. En ik moest toch even zeggen dat ik het zo'n leuk toeval vond dat ik hun over het dispuutsleven hoorde praten terwijl ik terugkwam van een ontmoeting met een oud-dispuutsgenoot. Leek bijna geen toeval te zijn.

Geen opmerkingen: